Advies van de Maand Juni 2021

Vandaag, 7 juni, treedt de nieuwe Auteurswet in werking. De wijzigingen ten opzichte van de vorige Auteurswet zijn niet wereldschokkend en op het eerste oog heel juridisch-technisch, maar zeker op het gebied van exploitatieovereenkomsten verandert er genoeg om hier even bij stil te staan.

Exploitatieovereenkomsten, zoals geregeld in de Auteurswet, zijn alle overeenkomsten waarin zelfstandige makers (schrijvers, journalisten, fotografen, scenarioschrijvers, editors etc.) hun auteursrecht overdragen of in licentie geven aan een andere partij (uitgeverij, omroep, filmproducent) opdat die partij hun werk kan exploiteren. We zullen in het vervolg kortheidshalve spreken over makers, enerzijds, en exploitanten anderzijds.

1) Informatieplicht
De belangrijkste wijziging van de Auteurswet is dat alle makers voortaan jaarlijks recht hebben op een overzicht van de exploitant van de wijze waarop hun werk is geëxploiteerd en wat dat heeft opgeleverd, “rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector”. De informatie dient actueel, relevant en volledig te zijn. Die verplichting bestond nog niet en is nu geregeld in een heel nieuw artikel, artikel 25ca Auteurswet.

Die informatieverplichting gaat pas over een jaar in, dus op 7 juni 2022, maar geldt dan wel onmiddellijk en voor alle op dat moment bestaande overeenkomsten. Pas als er geen sprake meer is van exploitatie stopt die informatieplicht.

Wat deze nieuwe transparantieverplichting in praktijk betekent in de verhouding tussen de makers en de exploitanten is nog onduidelijk. Dat weten we pas als er de komende jaren rechtszaken over zijn gevoerd, zodat helderder wordt hoe we deze nieuwe bepaling moeten lezen.

Waarschijnlijk verandert er niets voor de exploitanten die hun makers jaarlijks een royalty-overzicht sturen; die voldoen vermoedelijk al aan deze verplichting. Maar de vraag is hoe dit straks zit voor exploitanten die de exploitatie bij de makers hebben afgekocht met een eenmalig lumpsum bedrag. Een strikte lezing van de wet suggereert dat ook die makers straks (en tot in lengte van jaren) recht hebben op een jaarlijks exploitatieoverzicht. Exploitanten, zoals uitgevers, doen er dus goed aan om zich hier op voor te bereiden, door bijvoorbeeld alvast na te denken over de (her-)inrichting van hun administratiesysteem.

2) Sub-licentiehouders en anderen in de keten
Bijzonder is dat de exploitant verplicht is om straks in dat exploitatieoverzicht ook op te nemen wat eventuele sub-licentiehouders en eventuele andere ‘derde’ partijen nog verder in de exploitatieketen hebben verdiend (art 25ca lid 2 Auteurswet). Als de exploitant dat niet lukt, kan de maker rechtstreeks bij elke sub-licentiehouder aankloppen voor een apart overzicht, ook als de maker geen directe contractuele verhouding heeft met deze partij.

Zoals voor alle bepalingen over de exploitatieovereenkomst (Hoofdstuk 1a Auteurswet) geldt ook voor de informatieplicht dat deze niet in de specifieke overeenkomst met de maker buiten werking kan worden gesteld. Maar in de overeenkomst kunnen natuurlijk wel nadere afspraken worden gemaakt over hoe die informatieplicht concreet wordt ingevuld. Maker en exploitant doen er goed aan om daarbij stil te staan als ze een nieuw contract sluiten. In de bijlage bij dit Advies van de Maand geef ik een voorbeeld.

3) Uitzonderingen
Er zijn twee uitzonderingen op de informatieplicht. Deze geldt namelijk niet als “het aandeel van de maker bij de totstandkoming van het gehele werk niet significant is” (artikel 25ca lid 3 Auteurswet). Wat precies geldt als “niet significant” zal in de toekomst uit de rechtspraak moeten blijken, maar mogelijk is dit een uitzondering die bijvoorbeeld dagbladen kunnen inroepen om niet voor iedere individuele freelancer zo’n informatie-overzicht te hoeven verstrekken. (Overigens heeft ook een niet-significante maker altijd recht op een informatie-overzicht als hij kan hard maken dat hij deze nodig heeft om zijn ‘bestsellersrecht’, zie later, te gelde te maken.)
Ook stelt de wet dat “indien de administratieve lasten van het verstrekken van de informatie gelet op de exploitatie-inkomsten van het werk aantoonbaar onevenredig zouden zijn” de informatieplicht beperkt kan blijven tot “onder de omstandigheden”, “redelijkerwijs” te verwachten informatie (artikel 25ca lid 4 Auteurswet).
Wat deze informatieplicht betekent voor opdrachtgevers die niet a priori gericht zijn op commerciële exploitatie, zoals bijvoorbeeld publieke omroepen, is nog onduidelijk.

4) Bestseller-regeling
Het belangrijkste doel van de transparantie-plicht is dat makers informatie krijgen waaruit zou kunnen blijken dat hun werk de exploitant zoveel heeft opgeleverd, dat de betaalde vergoeding “onevenredig” is. In dat geval heeft de maker recht op een correctie. De oude Auteurswet sprak nog over een “ernstige onevenredigheid”, maar dat is in de nieuwe wet ten gunste van de makers vervangen door slechts “onevenredigheid”; de lat voor bijbetalen lijkt dus lager te liggen.
Nieuw is ook dat makers niet alleen bij de exploitant kunnen aankloppen voor zo’n bijbetaling, maar ook bij partijen verderop de publicatie-keten als die uiteindelijk het grote geld hebben verdiend, zoals VOD-platforms (Videoland, Netflix).

5) Passende en evenredige vergoeding
Makers kunnen het informatie-overzicht ook gebruiken om te controleren of ze wel een redelijke vergoeding krijgen voor de exploitatie van hun auteursrecht. De nieuwe (en oude) Auteurswet spreekt over een “billijke” vergoeding waarop elke maker recht heeft. Uit de toelichting op de nieuwe Auteurswet blijkt dat “billijke vergoeding” moet worden uitgelegd als “een passende en evenredige vergoeding”. Wat dat in praktijk betekent en in hoeverre dat een wijziging ten gunste van de makers is, is nog onduidelijk.
Over de concrete hoogte van de vergoeding zegt de Auteurswet niets. Dat zal ook van geval tot geval verschillen.

6) Rechtszaken en SER-advies
In dat opzicht is waarschijnlijk nog belangrijker dan de nieuwe Auteurswet de uitkomst van de rechtszaken die hierover momenteel lopen. Zo hebben recent zowel fotograaf Ruud Rogier en verslaggever Britt van Uem als DPG Media hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam uit november 2019 waarin DPG Media veroordeeld werd tot betaling van een hoger fototarief aan Rogier (65 euro in plaats van 42 euro per foto) en een hoger woordtarief aan Van Uem (21 cent in plaats van 13 cent per woord).

Daarnaast zijn vorige maand twee andere journalisten, Hans Teunissen en Peter Nicolai, een rechtszaak begonnen tegen DPG Media om een hoger tarief af te dwingen voor hun freelance werk. Ging het bij Rogier en Van Uem nog om respectievelijk 13 foto’s en 9 artikelen, Teunissen en Nicolai claimen een hogere vergoeding voor ál hun werk dat DPG Media heeft gepubliceerd sinds de invoering van de wettelijke verplichting tot billijke vergoeding (1 juli 2015). Net als Van Uem en Rogier worden ook Teunissen en Nicolai gesteund door de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ).

Tenslotte verdient het vermelding dat uit het afgelopen woensdag gepresenteerde akkoord tussen werkgevers- en werknemersorganisaties onder leiding van de Sociaal Economische Raad over flexwerk de NVJ onmiddellijk destilleerde dat voortaan voor freelancers een minimumtarief van 35 euro per uur zou moeten gelden. Waarop brancheorganisatie NDP Nieuwsmedia direct de kanttekening plaatste dat een dergelijke invulling de waardevolle inzet van freelancers kan bemoeilijken.

Mocht u na het lezen van dit Advies van de Maand vragen hebben, schroom dan niet om contact op te nemen met ABC Legal. contact@abclegal.nl of via +31202414999.

(Auteur Jan van Vegchel)

Bijlage

Voorbeeld van een ‘informatie-artikel’ in een overeenkomst (in dit geval tussen een auteur en een uitgeverij).

Artikel X Afrekening
Ieder jaar, uiterlijk op 30 april, zal de uitge¬ver over het voorafgaande kalenderjaar de auteur een actuele en volledige afreke¬ning sturen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de sector, waarop ten minste voorkomen:
a. de beginvoorraad van de in het desbetreffende kalenderjaar nog beschikbare oplage;
b. het totaal aantal exemplaren van de in het desbetreffende kalenderjaar geproduceerde oplage;
c. het aantal in het desbetreffende kalenderjaar verkochte gedrukte exem¬pla¬ren met vermelding van de particuliere verkoopprijs en eventu¬eel het aantal opgeruimde exemplaren en het aantal verkochte e-boeken en de daarbij behorende opbrengst;
d. het aantal afgegeven present- en recensie-exem¬plaren;
e. het aantal beschadigde exemplaren en mis¬drukken;
f. de nog aanwezige voorraad niet ver¬kochte gedrukte exem¬pla¬ren, inclusief de retour ontvangen exemplaren;
g. verstrekte sub-licenties en door sub-licentiehouders daaruit genereerde opbrengsten, voor zover uitgever daar kennis van heeft;
h. opbrengsten uit merchandise gerelateerd aan het werk van auteur;
i. het bedrag van het aan de auteur verschuldigde honorarium;
j. de bedragen van de verstrekte voorschotten en de eventuele extra¬correctie die ten laste komt van de auteur.